Verstedelijking in Artesië en Vlaanderen

De opkomst van Atrecht

Atrecht (Arras) was het startpunt van de stedelijke dynamiek in de Lage Landen. Deze stad ontwikkelde zich tot het belangrijkste handelscentrum van Noordwest-Europa. Op zijn hoogtepunt kende Atrecht 25.000 inwoners. De stad lag in een gebied genaamd Artesië (Arras) waar ook andere belangrijke steden opkwamen: Ieper en Rijsel (Lille). Deze steden sloten samen met Atrecht aan op al bestaande handelsnetwerken van Noord-Frankrijk tot Noord-Italië.

In Atrecht werd de vruchtbare grond gebruikt voor de productie van tarwe. Er werd daarnaast ook gebruik gemaakt van de onvruchtbare grond voor schapenhouderij. De wol die hier geproduceerd werd, werd gebruikt voor de lakennijverheid in de steden.

Binnen de stad waren de koopliedengilden het meest invloedrijk. Zij hadden bijna al het bestuur in handen en verschaften vaak leningen aan vorsten en edelen.

Vlaamse steden overvleugelen Atrecht

In de 13e eeuw verliest Atrecht zijn positie als belangrijkste handelsstad aan Brugge, een Vlaamse stad die in opkomst is. Dit kwam door de volgende gebeurtenissen:

  • Oorlogen in Italië en expansie van de Ottomanen maken handel met Zuid-Europa lastiger
  • De opkomst van de Hanze maakt handel in Noord-Europa makkelijker

De steden die zich hadden aangesloten bij de Hanze dreven voornamelijk handel over de Noord- en Oostzee. Doordat Brugge noordelijker en langs zee lag, werd het voor deze steden makkelijker om handel te drijven met Brugge. Dit gold ook voor Italië en Spanje die ook veel handel over zee dreven. Er waren ook nog andere factoren die hebben bijgedragen aan de groei van Brugge als handelsstad:

  • Gent, een van de belangrijkste nijverheidssteden, lag dichtbij Brugge
  • De opkomst van Brabantse steden

Sociale spanningen in steden

De patriciërs zijn kooplieden die het bestuur in de steden domineren. Door hun groeiende welvaart ontwikkelen zij steeds betere banden met de adel. Hierdoor gaan zij zich ook beter voelen dan het ‘gemeen’. Dit zorgt voor grote onvrede onder het gewone volk die weinig tot niks profiteert van de handel. Ze hebben voornamelijk klachten over corruptie, lage lonen en slechte werkomstandigheden.

De toenemende onvrede leidt uiteindelijk tot opstanden (1270-1280) in Brugge, Altrecht en Ieper.

De Guldensporenslag (1302)

De Franse koning was de leenheer van de Graaf van Vlaanderen. De Graaf werd echter steeds minder gehoorzaam wat onvrede bij de Franse koning opwekte. De Franse koning begon daarom steeds meer steden terug te veroveren en nam uiteindelijk ook de Graaf van Vlaanderen en zijn zoon gevangen. De patriciërs en ambachtslieden staan aan weerszijden van dit conflict. De ambachtslieden kiezen kant voor de Graaf van Vlaanderen en de patriciërs kiezen kant voor de Franse koning. Uiteindelijk weet een leger van Vlaamse ambachtslieden en boeren het leger van de Franse koning te verslaan bij de Guldensporenslag.

Gilden van ambachtslieden kregen als gevolg van de slag steeds meer invloed in de Vlaamse steden. Zo mochten zij nu regels voor hun werk vaststellen en leverden zij een deel van de schepenen (bestuur) voor de stad.