Tijdvak 8 – Industriële Revolutie

Kenmerkende aspecten:

  • De Industriële Revolutie die in de westerse wereld de basis legde voor een industriële samenleving.
  • Discussies over de ‘sociale kwestie’

Industrialisatie

De Industriële Revolutie begint in Groot-Britannië en heeft twee oorzaken:

  • Nieuwe uitvindingen. Er kwamen nieuwe uitvindingen op de markt zoals de Spinning Jenny in 1764 (zie afbeelding) en de verbeterde stoommachine (1784). De nieuwe uitvindingen maakte handwerk overbodig.
  • Enorme bevolkingsgroei. Door verbeterde landbouwtechnieken en ziektebestrijding nam de populatie toe. Doordat de populatie toenam, waren er meer goedkope arbeidskrachten beschikbaar voor de fabrieken.

Belangrijkste gevolgen industrialisatie

  • Verbetering van transport. Er worden kanalen en spoorlijnen aangelegd om de infrastructuur van het Verenigd Koninkrijk te verbeteren.
  • Urbanisatie: groei van steden. Steeds meer mensen gaan in de steden wonen en zo ontstaan er ook nieuwe steden zoals Manchester. Dit gebeurt vanzelfsprekend rondom de fabrieken. Zo ontstaat er een industriële samenleving.
  • Industrieel kapitalisme. Het handelskapitalisme maakt plaats voor het industrieel kapitalisme. Geld wordt geïnvesteerd in grondstoffen, fabrieken en arbeidskrachten om vervolgens producten te kunnen verkopen.
  • Nieuwe klasse van rijken en armen. Je ziet een duidelijk verschil in welvaart tussen fabriekseigenaren en arbeiders.

De sociale kwestie

De sociale kwestie gaat om het vraagstuk van de slechte leef- en werkomstandigheden van arbeiders. Denk hierbij aan te kleine woningen, onveiligheid op straat, lage lonen, lange werktijden en kinderarbeid. De armoede valt ook meer op in de stad dan op het platteland omdat bijna iedereen naar de steden is toegetrokken. Arbeiders zelf proberen sterker in hun schoenen gaan staan door vakbonden op te richten en samen te pleiten voor betere werkomstandigheden.

Discussies over de sociale kwestie

Er ontstaan verschillende groepen die allen een andere kijk hebben op het oplossen van de sociale kwestie:

  • Liberalen: Zij vinden dat de overheid een kleine rol moet spelen in de samenleving en dat arbeiders zelf verantwoordelijk zijn voor hun slechte baan/leven. Zolang de economie blijft groeien is dat uiteindelijk voor iedereen, en dus ook de arbeiders, goed. Meer linkse liberalen willen echter wel dat de staat arbeiders moet helpen aan de hand van sociale wetten.
  • Socialisten: Zij zijn van mening dat het kapitalisme schuldig is aan de armoede van arbeiders. Socialisten pleiten ook juist voor een actieve rol van de overheid in de samenleving.
  • Confessionelen: Zij voeren hun politiek vanuit christelijk oogpunt. De confessionelen zijn van mening dat arbeiders en werkgevers samen tot een compromis moeten komen. Wanneer dit niet lukt kan de overheid altijd nog bijspringen.