Tijdvak 6 – Absolutisme

Kenmerkende aspecten:

  • Het streven van vorsten naar absolute macht

Streven naar absolute macht

In Engeland waren er in de 17e eeuw veel spanningen tussen de koning en het parlement. De nieuw aangestelde koning, Jacobus II, was namelijk rooms-katholiek terwijl het grootste gedeelte van Engeland in deze periode protestants was. Deze spanningen leidden er uiteindelijk toe dat protestantse edelen samen met Nederlandse stadhouder Willem III ten strijde trokken tegen de katholieke koning. Na deze ‘Glorious Revolution’ werd Willem III koning van de Engelse constitutionele monarchie. Een constitutionele monarchie is een land waarin de macht van de koning in de grondwet is vastgelegd en waarbij hij geen absolute macht heeft.

Ook in het Duitse Rijk lukte het de keizer niet om absolute macht te vergaren. Het rijk bleef zich verder versnipperen na de verwoestende Dertigjarige Oorlog (1618-1648). In Oostenrijk, Pruisen, Rusland en Frankrijk ontstonden daarentegen wel absolute monarchieën.

Lodewijk XIV (r. 1643-1715)

Aan het hoofd van de absolute monarchie in Frankrijk stond Lodewijk XIV (zie afbeelding). Hij werd ook wel de Zonnekoning genoemd. Lodewijk zat als sinds zijn vijfde levensjaar op de troon en is daarmee de langst zittende vorst ooit. Zijn absolute macht baseerde hij op het ‘droit divin’ (goddelijk recht). Dit wil zeggen dat Lodewijk door God op aarde is gezet om over Frankrijk te heersen. Gedurende zijn heerschappij regeerde Lodewijk helemaal alleen en riep nooit de Staten-Generaal bijeen.

Frankrijk onder Lodewijk XIV

Lodewijk voerde op economisch vlak een mercantilistisch beleid. Dit is een beleid waarbij de eigen economie zo veel mogelijk beschermd wordt. Zo subsidieerde Lodewijk de Franse export en hief hij invoerrechten op producten van het buitenland. Daarnaast vormde Lodewijk een groot Frans leger dat onder zijn controle viel.

Op religieus gebied maakte Lodewijk een einde aan het Edict van Nantes in 1665. Dit was een verdrag waarin bepaalde rechten werden toegekend aan Franse calvinisten (hugenoten). Vanaf dit punt hadden de hugenoten dus weinig tot geen rechten in Frankrijk.

Er zaten echter wel grenzen aan de absolute macht van Lodewijk. Zo betaalden de adel en kerk nauwelijks belasting en voerden bepaalde provinciën nog steeds een eigen beleid.